Vrijdag is er theehuis. Het centrum is dan open voor iedereen: niet alleen voor vluchtelingen maar ook voor Griekse autochtonen en immigranten die al langer in het land wonen. Het is een hectische dag met overal activiteit. Voor de keuken staan mensen in de rij, wachtend op een kop thee, en er vormen zich groepjes rond de tafels. Mensen groeten oude bekenden en spelen een potje schaken.
Er is van alles te doen. Ik zie Allie eerst thee schenken. Later speelt ze 'mini basketbal' met een paar jongens, dan gaat ze op zoektocht naar wat baby voeding en daarna zie ik haar lopen met haar armen vol knutselmateriaal, een groep kinderen op haar hielen.
Er vormen zich groepjes mensen van dezelfde taal en cultuur. Er zijn tafels met Afghaanse families, met Iraniërs, sommige met alleen mannen en andere met alleen vrouwen. In een hoek zit een groep Grieks-sprekende mannen die er uitzien alsof ze dakloos zijn. Ik probeer mijn paar woorden Grieks op hen uit.
Even later zie ik een groepje Afrikanen binnenlopen die hun eigen taal spreken. Ik voel gelijk de warmte en verbondenheid die ik gewend ben van mijn tijd in Afrika. Toevallig loopt Allie langs en uit gewoonte zeg ik tegen haar 'ça va?' (’hoe gaat het?’ in het Frans). De Afrikanen kijken verbaasd op. Het blijkt dat ze uit Congo komen, en Frans spreken. Allie komt erbij zitten en samen lukt het ons om ze te helpen aan wat ze nodig hebben - warme truien en sokken om de koude winter door te komen. We nemen afscheid en voelen weer die warmte en verbondenheid.
Het is fijn dat we de Franssprekende Congolezen met raad en daad konden bijstaan, maar we zien ook uit naar de uitdaging om een nieuwe taal en cultuur te leren kennen: die van de Afghaanse en Iraanse vluchtelingen, de voornaamste doelgroep van het 'Helping Hands' centrum. Eerst moeten we Grieks leren (daar zijn we nu al mee begonnen), maar als we eenmaal in Athene wonen zullen we ons vooral richten op Farsi, de taal die door Afghanen en Iraniërs wordt gesproken. Juist met deze mensen hopen we contact te krijgen.